Sinds 1 april 2018 moet de stad bij de aanvraag tot erkenning van een kind een onderzoek voeren naar mogelijk frauduleuze erkenningen. Dit onderzoek moet gestart worden indien de erkenning een verblijfsrechtelijk voordeel oplevert voor de erkenner, het kind en/of reeds gekende ouder.
Volgens de wetgeving staat een frauduleuze erkenning los van biologisch verwantschap. De hamvraag is of het gaat om een erkenning met de intentie een verblijfsrecht te openen. Deze loskoppeling zorgt ervoor dat biologische verwantschap niet onderzocht wordt. De intentie van de aanvrager is het voorwerp van het onderzoek door het team schijnrelaties en schijnerkenning. Zij baseren zich op bewijsstukken die de aanvrager voorlegt en indien verder onderzoek nodig blijkt, ook op een interview. Het dossier kan voor verder onderzoek voorgelegd worden aan het parket, die ook advies geven. Het advies wordt voorgelegd aan de ambtenaar burgerlijke stand die de uiteindelijke beslissing neemt.
Om te kunnen spreken van een schijnerkenning moeten uit het onderzoek een aantal indicaties blijken, die o.a. gaan over de kennis van de ouders over elkaar en het kind, de manier waarop de ouderrol wordt opgenomen,… Een negatief advies kan enkel maar wanneer er een combinatie is van verschillende indicaties. Het moet bovendien duidelijk vaststaan dat de erkenning niet gericht is op het tot stand brengen van een ouder-kind relatie met de bijhorende ouderlijke verantwoordelijkheden.
“De erkenning van een kind door iemand die hier illegaal verblijft, kan verregaande gevolgen hebben. Als schepen voor loketten, bevoegd voor het afleveren van de nodige documenten wil ik dan ook graag meer duidelijkheid over dit dossier”, zegt Nabilla Ait Daoud. “Ik wil weten of de bevoegde districtsburgemeester haar politieke overtuiging heeft laten doorwegen in dit besluit en of zij adviezen van specialisten ter zake vaker naast zich neer legt.”
Schepen Ait Daoud gaf haar administratie de opdracht om het dossier waarin het advies van zowel het team schijnrelaties en schijnerkenning als van het parket niet gevolgd werd. Het team schijnrelaties oordeelde in dit dossier dat er vermoedens zijn dat het om een schijnerkenning gaat. Het dossier werd overgemaakt aan het parket voor verder onderzoek. De conclusie werd bevestigd. Het negatief advies werd over gemaakt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.
“Ik ben zeer verbaasd dat mevrouw Preneel toch overgaan is tot erkenning, ondanks het negatieve advies van de experts ter zake. Zelfs toen ze de vraag van de cel Schijnerkenning kreeg om haar eerdere afwijking te heroverwegen, heeft ze dit naast haar neergelegd en dat zonder het volledige onderzoek van de lokale recherche op te vragen. Hoewel mevrouw Preneel wettelijk gezien niets verkeerd doen, vind ik dit toch zeer merkwaardig.”
Uit het onderzoek blijkt ook dat het de tweede keer is dat Preneel een negatief advies naast zich neerlegt. Sinds het in voege treden van het wettelijk kader zijn er in Antwerpen 341 dossiers opgestart met een vermoeden tot schijnerkenning. Van deze dossiers werden er intussen 69 negatief geadviseerd. Slechts in twee gevallen werd het advies van de cel schijnerkenningen niet gevolgd. Beide keren gebeurde dit door districtsburgemeester Preneel.